Schematherapie voor angst en PTSS: Wat zegt het onderzoek?

Dr. Julie Krans
1. Behavioural Science Institute, Radboud Universiteit
2. Pro Persona Overwaal 3.Klinische Psychologie, KU Leuven

Kernwoorden

Schematherapie; imaginaire rescripting, angststoornissen; PTSS

Tags doelgroep

Volwassenen

Tags thematiek en problematiek

Angststoornissen
Trauma en PTSS

Beknopte samenvatting van het symposium

Het doel van dit symposium is om groei door verbinding met wetenschappelijke onderbouwing te stimuleren door recente empirische inzichten over de werking van schematherapie bij patiënten met angst of PTSS de revue te laten passeren. Schematherapie is aangetoond effectief voor patiënten met een persoonlijkheidsstoornis maar groeit ook steeds meer uit tot een behandeling voor patiënten met een (chronische) As I stoornis. De sprekers zullen recente onderzoeksresultaten presenteren waarin gekeken wordt naar de effectiviteit en werking van schematherapie en schematherapeutische technieken zoals imaginaire rescripting in de behandeling van angst en PTSS. Naast veelbelovende resultaten worden ook de nodige uitdagingen belicht.

Lezing 1: Dr. Julie Krans bespreekt de huidige evidence-base voor het behandelen van angst, dwang en PTSS met schematherapie op basis van een recente systematische review van de literatuur.

Lezing 2: Nancy Peeters presenteert de resultaten van een onderzoek dat de effectiviteit van het ‘SCHerp’ programma bekeek. Het SCHerp programma is een deeltijdbehandeling van 6 maanden welke schematherapie en CGT integreert en combineert. Hierbij werden 62 therapieresistente angst, dwang en PTSS patiënten voor en na de behandeling gemeten op symptomen en schemamodi. Het onderzoek laat zien dat deze combinatiebehandeling potentie heeft volgend op niet succesvolle CGT, en biedt daarbij nieuwe behandelopties voor deze moeilijk behandelbare groep.

Lezing 3: Prof. Dr. Marleen Rijkeboer presenteert een studie naar de effecten van imaginaire rescripting op flashforwards bij patiënten met een sociale angststoornis. Haar onderzoek laat zien dat dit een veilige en mogelijk effectieve behandeling is.

Lezing 4: Mandy Woelk presenteert een experimentele studie naar de rol van mastery in imaginaire rescripting, uitgevoerd in een studentenpopulatie met analoog trauma paradigma. De resultaten van dit onderzoek laten zien hoe we imaginaire rescripting kunnen door ontwikkelen en helpen uiteindelijk bij het informeren van de uitvoering van imaginaire rescripting.

Mastery als werkingsmechanisme van imaginaire rescripting na analoog trauma

MSc. Mandy Woelk
KU Leuven & Universiteit Utrecht,

Kernwoorden

Imaginaire rescripting; trauma; experiment

Introductie

Hoewel imaginaire rescripting (ImRs) inmiddels veel gebruikt wordt in de klinische praktijk zijn de werkingsmechanismen ervan nog onduidelijk. Vanuit schematherapeutisch perspectief kan ImRs een corrigerende ervaring bieden die aansluit op gemiste basisbehoeften. Daarbij wordt ‘mastery’ veel genoemd in de literatuur als een mogelijke corrigerende ervaring bij met name trauma. Het is echter nog niet duidelijk hoe mastery precies tot stand komt in ImRs. In het huidige onderzoek wordt bekeken of mastery afhangt van de mate waarin iemand actief of passief ingrijpt in de herinnering, en of het uitmaakt of iemand zelf de verandering in de herinnering bedenkt of dat deze wordt voorgesteld door de therapeut. Verder wordt onderzocht wat de invloed is van mastery op intrusies, waarbij verwacht wordt dat actief ingrijpen met een zelfbedachte verandering het meeste mastery en de minste intrusies bewerkstelligd, terwijl het passief een verandering voorgesteld krijgen leidt tot het minste mastery en de meeste intrusies.

Materiaal en methodes

Gezonde proefpersonen (beoogd n = 150) bekeken een film clip met gewelddadige inhoud om een negatieve herinnering te creëren en intrusies te induceren. Hierna werden zij willekeurig toegewezen aan een van de experimentele ImRs condities. De helft van de proefpersonen werd gevraagd om het verloop van de filmherinnering te veranderen middels actief ingrijpen (bv politie bellen, daders vasthouden). De andere helft van de proefpersonen werd gevraagd om op een passieve manier het beeld te veranderen (bv zich voorstellen dat de politie komt zonder zelf gebeld te hebben). Van iedere groep werd de helft gevraagd zelf te bedenken hoe het verloop precies veranderd moest worden. De andere helft kreeg deze rescriptings vervolgens voorgesteld en beeldden zich dus de veranderingen in van een andere proefpersoon. Tot slot was er een vijfde conditie waarin er geen ImRs werd gedaan. Proefpersonen gaven voor en na de ImRs aan hoeveel mastery zij ervaarden in het beeld en over hun herinnering. Gedurende een week na het kijken van de film hielden zij hun intrusies aan de film bij in een dagboek.

Resultaten

De dataverzameling van de studie is gaande ten tijde van dit schrijven. De verwachting is dat de dataverzameling ten tijde van het VSt congres afgerond is en de eerste resultaten gepresenteerd kunnen worden.

Discussie en conclusie

De resultaten zullen naar verwachting meer inzicht geven in de rol en het effect van mastery als werkingsmechanisme bij ImRs. Dit onderzoek is een eerste stap waarin met name een theoretische hypothese getoetst is binnen een experimenteel lab paradigma. Vervolg- en replicatieonderzoek is verder nodig om de resultaten uiteindelijk te toetsen in een klinische setting.

Klinische implicaties

De resultaten kunnen op langere termijn informeren over het scherpstellen van interventies binnen ImRs. Bijvoorbeeld, of het aangeraden is de cliënt een meer passieve of actieve rol te laten innemen en in hoeverre het gewenst is dat de veranderingen zelf gegenereerd zijn. Dit kan bijdragen aan specifieke richtlijnen of adviezen voor het uitvoeren van ImRs.

Referenties en literatuur

Arntz, A. (2012). Imagery rescripting as a therapeutic technique: Review of clinical trials, basic studies, and research agenda. Journal of Experimental Psychopathology, 3, 189-208. DOI:10.5127/jep.024211.

Ik zie het al helemaal voor me: Imagery Rescripting op ‘flashforwards’ in sociale angststoornis

Prof. Dr. Marleen Rijkeboer
Faculty of Psychology and Neuroscience, Maastricht University

Kernwoorden

Imagery Rescripting; flashforwards; sociale angststoornis

Introductie

Mensen met sociale angststoornis worden vaak gehinderd door steeds terugkerende, intrusieve en negatieve beelden van nare sociale situaties uit het verleden. In diverse studies is Imagery Rescripting (ImRs) toegepast om deze aversieve herinneringen te bewerken. De eerste resultaten zijn bemoedigend: er was consistent sprake van een sterke afname van sociale angstklachten (Frets et al., 2014; Nilsson et al., 2012; Wild & Clark, 2011; Wild et al., 2008). Het blijkt echter dat mensen met sociale angststoornis tevens gehinderd worden door intrusieve, negatieve beelden/scenario’s van mogelijke toekomstige nare sociale situaties. Deze zogenoemde flashforwards spelen een belangrijke rol in de instandhouding van (sociale) angst (Mertens et al., 2020) en zouden wellicht een beter aangrijpingspunt voor behandeling kunnen bieden. Het doel van de onderhavige studie was om de ‘feasibility’ van ImRs gericht op deze flashforwards bij patiënten met sociale angst te onderzoeken. Er werd een specifiek ImRs protocol voor flashforwards bij sociale angst ontwikkeld en getest.

Materiaal en methodes

In een ‘multiple baseline case series’ design hebben 5 patiënten het ImRs protocol voor sociale angst van 12 sessies doorlopen. Voorafgaand kregen patiënten willekeurig een bepaalde tijdsduur toebedeeld waarin geen behandeling werd gegeven (baseline), opdat het natuurlijke beloop van de klachten kon worden gemonitord. Deze baseline lengte varieerde van 3 tot 7 weken. Daarna kregen zij gedurende 6 weken 2 maal per week ImRs. Gedurende de baseline periode en de behandelperiode vulden patiënten 2 keer per week diverse sociale angst vragenlijsten in, evenals na afloop van de behandeling, 1 maand follow-up (FU) en 6 maanden FU.

Resultaten

Visuele inspectie gaf een flinke daling in klachten aan en het effect (effect size) op diverse uitkomstmaten was aanzienlijk wanneer 6 maanden FU werd vergeleken met baseline.

Discussie en conclusie

ImRs voor flashforwards lijkt een veilig en goed behandel alternatief te zijn voor patiënten met sociale angststoornis. Dit biedt de mogelijkheid om in toekomstig onderzoek de (relatieve) effectiviteit van deze nieuwe interventie te onderzoeken.

Klinische implicaties

Dit is een eerste studie om te kijken of ImRs voor flashforwards bij patiënten met sociale angststoornis een veilige en mogelijk effectieve behandeling is. De resultaten zijn positief, maar het is nog niet duidelijk of deze ook voor andere patiënten gelden; uitgebreider onderzoek naar de effectiviteit is wenselijk.

Referenties en literatuur

Frets, P. G., Kevenaar, C., & van der Heiden, C. (2014). Imagery rescripting as a stand-alone treatment for patients with social phobia: a case series. Journal of Behavior Therapy and Experimental Psychiatry, 45, 160–169. https://doi.org/10.1016/j.jbtep.2013.09.006
Mertens, G., Krypotos, A., & Engelhard, I. M. (2020). A review on mental imagery in fear conditioning research 100 years since the ‘Little albert’ study. Behaviour Research and Therapy, 126, 103556. doi:10.1016/j.brat.2020.103556
Nilsson, J.-E., Lundh, L.-G., & Viborg, G. (2012). Imagery rescripting of early memories in social anxiety disorder: an experimental study. Behaviour Research and Therapy, 50, 387–392. https://doi.org/10.1016/j.brat.2012.03.004
Wild, J., & Clark, D. M. (2011). Imagery rescripting of early traumatic memories in social phobia. Cognitive and Behavioral Practice, 18, 433–443. https://doi.org/10.1016/j.cbpra.2011.03.002
Wild, J., Hackmann, A., & Clark, D. M. (2008). Rescripting early memories linked to negative images in social phobia: a pilot study. Behavior Therapy, 39, 47–56. https://doi.org/10.1016/j.beth.2007.04.003

Schematherapie gecombineerd met exposure voor de behandeling van chronische angst met een comorbide persoonlijkheidsstoornis

MSc. Nancy Peeters
Pro Persona Overwaal expertisecentrum voor angst, dwang en PTSS

Kernwoorden

Schematherapie; exposure; chronische angst

Introductie

Een aanzienlijke groep van patiënten met angst, dwang of PTSS knapt niet voldoende op van de reguliere richtlijnbehandelingen (zoals cognitieve gedragstherapie). Een mogelijke oorzaak hiervan zijn comorbide persoonlijkheidskenmerken. In deze studie onderzochten wij de effectiviteit van een 6 maand durende deeltijdbehandelprogramma (genaamd ‘SCHerp’) welke schematherapie combineert met exposure en response preventie voor chronische angst, dwang of PTSS met comorbide persoonlijkheidsproblematiek.

Materiaal en methodes

Alle patiënten (N=62) doorliepen de 6 maanden durende SCHerp behandeling. Voor start van de behandeling en na afronding van de behandeling werd data verzameld via Routine Outcome Monitoring (ROM). Veranderingen in adaptieve en maladaptieve schemamodi werden gemeten met de Schema Mode Inventory (SMI) en psychisch functioneren met de Outcome Questionnaire-45 (OQ-45).

Resultaten

Het onderzoek liet zien dat patiënten na behandeling een verbetering lieten zien op psychisch functioneren op de OQ-45, en dat adaptieve schemamodi toegenomen waren waar maladaptieve schemamodi afnamen.

Discussie en conclusie

De combinatie van schematherapie met exposure en response preventie lijkt een veelbelovende behandeling voor therapieresistente angst, dwang en PTSS met comorbide persoonlijkheidssproblematiek. Echter, vervolgonderzoek met een controlegroep is nodig om dit verder te bevestigen en om de werkzame elementen van de SCHerp behandeling te ontmantelen.

Klinische implicaties

Dit onderzoek laat zien dat de SCHerp behandeling, welke schematherapie combineert met exposure en response preventie, de potentie heeft als mogelijke richtlijnbehandeling volgend op niet succesvolle CGT, en biedt daarbij nieuwe behandelopties voor een moeilijk behandelbare groep.

Referenties en literatuur

Peeters, N., Stappenbelt, S., Burk, W. J., Passel, B., & Krans, J. (2021). Schema therapy with exposure and response prevention for the treatment of chronic anxiety with comorbid personality disorder. British Journal of Clinical Psychology, bjc.12271. https://doi.org/10.1111/bjc.12271

Is schematherapie effectief voor angst, dwang en PTSS? Een overzicht van de (enigszins teleurstellende) evidence-base

Dr. Julie Krans
1.Behavioural Science Institute, Radboud Universiteit 2.Pro Persona Overwaal 3.Klinische Psychologie, KU Leuven

Kernwoorden

Schematherapie; angststoornissen; systematische review

Introductie

Schematherapie is oorspronkelijk ontwikkeld voor patiënten met een persoonlijkheidsstoornis of chronische klachten. Hoewel de behandeling van persoonlijkheidsstoornissen met schematherapie goed wetenschappelijk getoetst is, is dit minder het geval voor chronische angststoornissen. Gezien beperkingen in behandelresultaat met CGT wordt schematherapie steeds vaker genoemd en/of toegepast bij patiënten met een (chronische) angststoornis, OCS of PTSD. Maar wat weten we eigenlijk van de effectiviteit van schematherapie in deze doelgroepen? In deze studie werd het huidige bewijs over de effectiviteit van schematherapie bij angst, dwang en PTSS patiënten verzameld middels een systematische literatuur review. Hieruit blijkt dat er nog werk aan de winkel is voordat we schematherapie als evidence-based voor angst, dwang, en/of PTSS kunnen noemen. Belangrijke uitdagingen en suggesties voor toekomstig onderzoek worden besproken.

Materiaal en methodes

Verschillende databases werden doorzocht naar studies over de effectiviteit van schematherapie bij angst, dwang of PTSS patiënten. Effecten op zowel symptomen als schema’s en schemamodi werden meegenomen. Tevens werd de weteschappelijke kwaliteit van de geïncludeerde studies beoordeeld.

Resultaten

Slechts zes studies voldeden aan alle inclusiecriteria. Dit betrof twee studies met patiënten met een paniek/agorafobie stoornis, een studie met patiënten met een gegeneraliseerde angststoornis, een studie met een dwangstoornis en twee studies met PTSS patiënten. Alle geïncludeerde studies lieten een afname zien in angst, dwang of PTSS symptomen na een schematherapie behandeling. Echter de grootte van effecten schommelde sterk afhankelijk van de methodologische kwaliteit van de onderzoeken (hoe slechter de kwaliteit, hoe beter de effecten), die vaak ernstig tekort schoot.

Discussie en conclusie

Hoewel de eerste resultaten veelbelovend lijken en het kind zeker niet met het badwater weggegooid moet worden, wordt de conclusie over de effectiviteit van schematherapie bij angstpatiënten verzwakt door het lage aantal onderzoeken en de methodologische limitaties.

Klinische implicaties

Deze lezing werpt een kritische blik op de (ontbrekende) evidence-base voor het behandelen van angst, dwang en PTSS met schematherapie. Op basis van de huidige staat van onderzoek wordt schematherapie op dit moment niet direct aangeraden voor deze doelgroep.

Referenties en literatuur

Cockram, D. M., Drummond, P. D., & Lee, C. W. (2010). Role and treatment of early maladaptive schemas in vietnam veterans with PTSD. Clinical Psychology & Psychotherapy, 17(3), 165–182. https://doi.org/0.1002/cpp.690
Gude, T., Monsen, J. T., & Hoffart, A. (2001). Schemas, affect consciousness, and cluster C personality pathology: A prospective one-year follow-up study of patients in a schema-focused short-term treatment program. Psychotherapy Research, 11(1), 85–98. https://doi.org/10.1080/713663854
Hoffart, A., Versland, S., & Sexton, H. (2002). Self-understanding, empathy, guided discovery, and schema belief in schema-focused cognitive therapy of personality problems: A process–outcome study. Cognitive Therapy & Research, 26(2), 199–219. https://doi.org/10.1023/A:1014521819858
Mohammadi, F., & Moradi, O. (2016). Comparison of the effectiveness of schema therapy and Neuro-linguistic programming on reducing anxiety and improve social functioning in patients with generalized anxiety disorder (GAD). International Journal of Philosophy and Social-Psychological Sciences, 2(3), 56–66.
Peeters, N., van Passel, B., Krans, J. (2021). The effectiveness of schema therapy for patients with anxiety disorders, OCD or PTSD: A systematic review and research agenda. Artikel in voorbereiding.
Tapia, G., Perez-Dandieu, B., Lenoir, H., Othily, E., Gray, M., & Delile, J.-M. (2017). Treating addiction with schema therapy and EMDR in women with co-occurring SUD and PTSD: A pilot study. Journal of Substance Use, 23(2), 1–7. https://doi.org/10.1080/14659891.2017.1378743
Thiel, N., Jacob, G. A., Tuschen-Caffier, B., Herbst, N., Külz, A. K., Hertenstein, E., Nissen, C., & Voderholzer, U. (2016). Schema therapy augmented exposure and response prevention in patients with obsessive-compulsive disorder: Feasibility and efficacy of a pilot study. Journal of Behavior Therapy and Experimental Psychiatry, 52, 59–67. https://doi.org/10.1016/j.jbtep.2016.03.006