Pitches in keynote Arnoud Arntz

Arnoud Arntz
Universiteit van Amsterdam

Beknopte samenvatting van het symposium

In dit symposium zullen verschillende onderzoekers, die Arnoud tijdens zijn keynote aan het woord liet, dieper ingaan op hun onderzoek, de resultaten daarvan en wat deze betekenen voor de toepassing van schematherapie bij deze doelgroepen in de praktijk. Het gaat om de onderzoeken naar schematherapie bij autisme, schematherapie met ouderen en imaginaire rescripting voor trauma verwerking bij anorexia nervosa.

Behandeling van PTSS bij anorexia nervosa patiënten met ernstig ondergewicht

Marieke ten Napel

Kernwoorden

PTSS, Anorexia Nervosa

Achtergrond

We kunnen co morbiditeit niet behandelen bij ernstig ondergewicht, vanwege de veronderstelling dat psychologische behandeling ten tijde van ernstig ondergewicht niet aanslaat. Het behandelbeleid bij patiënten met Anorexia Nervosa (AN) en andere gespecificeerde voedings- of eetstoornissen (OSFED) met ondergewicht en co-morbide klachten, is eerst een fase van
gewichtsherstel. Bij co-morbide posttraumatische stress-stoornis (PTSS) lijkt deze behandelvolgorde echter ongunstig. Bij toename van gewicht wordt regelmatig ook een toename van PTSS symptomen gezien wat verdere gewichtsstijging bemoeilijkt en terugval in gewicht kan veroorzaken.

Doel

Doel van de studie was te onderzoeken of het mogelijk is om de PTSS te behandelen, met behulp van imaginaire rescripting (IMRS), tijdens ernstig ondergewicht. Hiernaast is onderzocht of succesvolle vermindering van PTSS-klachten tijdens ondergewicht samen gaat met vermindering van eetstoornis pathologie.

Methode

Tien patiënten, tijdens klinische behandeling, met de diagnose PTSS en AN of OSFED en een BMI tussen de 14 en 16,5. Een serial randomized single-case study design met een variërende baseline tussen 6 en 10 weken, een behandelfase van 6 weken met twee wekelijkse sessies IMRS sessies, 3 weken follow-up metingen en een nameting na 3 maanden. Data werden geanalyseerd met mixed regression.

Resultaten

Resultaten laten een significante vermindering zien op alle PTSS variabelen en op de eetstoornis symptomen met grote effect sizes.

Conclusie

Er is sterk bewijs gevonden voor grote effecten van het behandelen van PTSS symptomen met IMRS zonder te interveniëren met de eetstoornis behandeling.

 

De effectiviteit van individuele schematherapie bij ouderen (60+) met een borderline persoonlijkheidsstoornis

David Khasho

Kernwoorden

Borderline persoonlijkheidsstoornis, ouderen

Achtergrond

Het nihilisme rondom de behandeling van persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen is beetje bij beetje aan het afnemen. Deze studie is een volgende stap in dit proces. Niet eerder is er onderzoek gedaan naar de psychotherapeutische behandeling van ouderen met een borderline persoonlijkheidsstoornis (BPS).

Doel

Het doel van deze studie is de effectiviteit van individuele schematherapie bij ouderen met een BPS te onderzoeken. De volgende hypotheses worden getoetst: (1) afname van de
geloofwaardigheid van negatieve kernovertuigingen die ten grondslag liggen aan de persoonlijkheidsstoornis, (2) deelnemers voldoen niet langer aan de DSM-5-criteria van een BPS,
(3) afname van de geloofwaardigheid van disfunctionele schema’s en toename in frequentie van gezond volwassen- en blije kind modus, (4) verbetering van het algehele persoonlijkheidsfunctioneren en afname van maladaptieve persoonlijkheidstrekken, (5) afname van het algehele klachtniveau en (6) toename van de kwaliteit van leven.

Methode

Vijf deelnemers gediagnosticeerd met een BPS en een gemiddeld leeftijd 66 jaar oud zijn onderzocht door middel van een multiple baseline design.
De behandeling vond plaats bij PersonaCura, topklinisch centrum voor persoonlijkheidsstoornissen en autisme bij ouderen van GGz Breburg (4 deelnemers) en topklinisch centrum voor ouderen met persoonlijkheidsstoornissen van Mondriaan (1 deelnemer) en bestond uit een jaar lang wekelijks schematherapie, voorafgegaan door een willekeurig bepaalde baseline fase van vier tot acht weken. Tot slot volgde er een follow-up fase van 6 maandelijkse sessies, waarbij het vasthouden van de resultaten van behandeling centraal stond. Deelnemers scoorden wekelijks de geloofwaardigheid van hun negatieve kernovertuigingen, vulden elke zes maanden een aantal vragenlijsten in (SMI, YSQ, SIPP-SF, PID-5, BSI, WHOQOL-bref), de ernst van de BPS werd elke zes maanden vastgesteld door middel van de BPDSI en de BPS-diagnose werd voor en na de totale interventieduur onderzocht door middel van de SCID-5-P. Data zijn geanalyseerd met behulp van mixed regression en paired t-tests

Resultaten

  • Significante afname van de geloofwaardigheid van negatieve kernovertuigingen, van de ernst van de BPS en van het algehele klachtniveau
  • Alle deelnemers voldoen niet langer aan de DSM-5 criteria van een BPS
  • Geen significante resultaten op de overige domeinen

Conclusie

In lijn met eerder onderzoek naar het effect van schematherapie bij ouderen met een persoonlijkheidsstoornis worden ook nu eerste aanwijzingen gevonden dat deze therapievorm van meerwaarde kan zijn in de behandeling van ouderen met BPS en dat behandelaren deze interventie met vertrouwen en overtuiging toe kunnen passen.

 

Schematherapie bij volwassenen met autisme en comorbide persoonlijkheidsstoornis

Richard Vuijk

Kernwoorden

Autismespectrumstoornis, persoonlijkheidsstoornis

Achtergrond

Volwassenen met een autismespectrumstoornis (ASS) verschillen van elkaar, niet alleen wat betreft de ernst van het autisme, maar ook door hun persoonlijkheid. Het kennen van de persoonlijkheid (en breder temperament, karakter, persoonlijkheidspathologie en persoonlijkheidsstoornis) draagt bij aan meer inzicht in het persoonlijk functioneren, de sterke en zwakke kanten van iemand met ASS.
Uit onderzoek blijkt dat persoonlijkheidspathologie en persoonlijkheidsstoornissen frequent voorkomt bij volwassenen met ASS. Studies naar de behandeling van de persoonlijkheidsproblematiek bij deze doelgroep zijn voor zover ons niet bekend. We weten niet of volwassenen met ASS baat hebben bij een behandeling die zich richt op de persoonlijkheidsproblematiek.

Doel

Het doel van deze studie is de effectiviteit van een schemagerichte therapie voor volwassenen met ASS en comorbide persoonlijkheidsstoornis te onderzoeken. We onderzoeken daarbij of men kan profiteren van cognitief-gedragstherapeutische en experiëntiele interventies. In deze studie wordt onderzocht: (1) de negatieve kernovertuigingen zijn minder sterk aanwezig in het actuele functioneren, (2) disfunctionele schema modi zijn minder en gezonde schema modi zijn meer aanwezig in het actuele functioneren, (3) de persoonlijkheidsstoornis is in remissie i.e. men voldoet aan minder persoonlijkheidstrekken volgens DSM, (4) algemene psychologische problemen zijn verminderd danwel opgelost in het actuele functioneren, (5) vermindering van het aantal algemene DSM-classificaties waaronder angst en stemmingsstoornissen en (6) de sociale interactie en communicatie is verbeterd.

Methode

Deze studie is een multiple case series study.
De studie bestaat uit 12 deelnemers vanaf 18 jaar met ASS en comorbide persoonlijkheidsstoornis die in behandeling zijn of aangemeld werden voor behandeling bij Sarr Expertisecentrum Autisme te Rotterdam. De behandeling bestaat uit 35 wekelijkse sessies. De baselinepriode met een start van wekelijks ondersteunende sessies duurt 10 weken. Na de baselineperiode volgt een 5-weekse exploratiefase met wekelijkse sessies waarin het actuele en vroegere functioneren, de psychische problemen en schema modi worden geëxploreerd en informatie over de behandeling verstrekt wordt. Daarop volgen 15 wekelijkse sessies met cognitief-gedragstherapeutische interventies en 15 wekelijkse sessies met experiëntiele interventies. Met welke interventies de behandeling start wordt door toeval bepaald. Tot slot volgt er een follow-up fase van 10 maandelijkse sessies. Er vindt dan geen behandeling meer plaats, maar men spreekt met de therapeut over hoe het met gaat, hoe men in het dagelijks leven profiteert van de behandeling en wat de behandeling heef opgeleverd voor de problemen en het persoonlijk functioneren. Men wordt at random voor de baseline geselecteerd.
Men houdt wekelijks en later maandelijks een scorelijst bij van bepaalde (negatieve) gedachten die men heef , en er zijn 7 momenten waarop men de vragenlijsten SMI, SCL-90 en SRS-A invult: voor baseline (tijdens de screening), na baseline, na exploratie, na behandeling met cognitief-gedragstherapeutische interventies, na behandeling met experiëntiele interventies, na 5 maanden follow-up en na 10 maanden follow-up. De SCID-II wordt voor baseline (tijdens de screening), na 5 maanden follow-up en na 10 maanden follow-up

Resultaten

  •  CGT en ervaringsgerichte technieken gelijk in resultaat. Volgorde van aanbieden van deze technieken geen verbetering van effect.
  •  Negatieve kerncognities, blije kind modus, gezonde volwassene modus, persoonlijkheidstrekken, lijdensdruk en sociale interactie en communicatie verbeteren significant met medium tot large effect sizes
  • Dysfunctionele modi en algemene DSM-classificaties verbeteren niet significant.

Conclusie

ST veelbelovend voor behandeling van persoonlijkheidsproblematiek bij ASS. Blijvende verbetering tot 10 maanden na behandeling.