Loes Van Donzel
GGz Breburg en Tilburg University
Kernwoorden
Vroege adaptieve schema’s, persoonlijkheidsstoornissen, ouderen.
Introductie
Een van de kernelementen van schematherapie betreft de vroege maladaptieve schema’s (early maladaptive schemas, EMS) of negatieve schema’s. EMS zijn specifieke patronen van zelfondermijnende emoties, cognities en lichamelijke gewaarwordingen met betrekking tot zichzelf en de relatie met anderen, die in de kindertijd zijn ontstaan. Schematherapie richt zich op het verminderen van negatieve schema en dysfunctionele modi en slechts gedeeltelijk op het versterken van adaptieve en positieve schemamodi, de gezonde volwassene-modus en de blije kind-modus. Vroege adaptieve schema’s (early adaptive schemas, EAS) of positieve schema’s komen de laatste jaren steeds meer onder de aandacht als aanvulling op reguliere schematherapie. Positieve schema’s zijn, net als negatieve schema’s, ook specifieke patronen die bestaan uit emoties, cognities, lichamelijke sensaties en neurobiologische reacties in relatie tot het zelf en anderen. Deze schema’s worden verondersteld zich te ontwikkelen wanneer personen opgroeien en zich ontwikkelen in een omgeving waar hun emotionele kernbehoeften voldoende worden vervuld door primaire verzorgers.
In de literatuur wordt gesuggereerd dat met name oudere volwassenen baat kunnen hebben bij het integreren van positieve schema’s in schematherapie. Vaak hebben ouderen met persoonlijkheidsstoornissen eerder in hun leven beter gefunctioneerd, omdat hun positieve schema’s werden bevestigd door hun sociale rollen. Met het verdwijnen van deze rollen lost ook deze bevestiging op, wat leidt tot afname van positieve schema’s en activering van negatieve schema’s. In de huidige studie passen we schematherapie op diverse manieren aan om het beter aan te laten sluiten bij ouderen. Een van die veranderingen is het integreren van positieve schema’s. Gebruik maken van de levenservaring en wijsheid van ouderen kan helpen zich de bestaande maar vervaagde positieve schema’s te herinneren en te reactiveren. Het plaatsen in een levensloopperspectief kan wellicht helpen de positieve schema’s te versterken en psychopathologie te verminderen.
We hebben onderzocht of ouderen met cluster C persoonlijkheidsstoornis baat hebben bij een aangepaste vorm van schematherapie, waarin onder andere interventies om positieve schema’s te reactiveren werden toegevoegd.
Materiaal en methodes
Er werd een multiple baseline design gebruikt met positieve en negatieve kernovertuigingen als primaire uitkomstmaten. Symptomatische stress, schema modi, EMS en EAS waren secundaire uitkomstmaten. Persoonlijkheidsstoornissen werden gediagnosticeerd voor baseline en na de behandelingsfase. Negen ouderen (leeftijd > 60 jaar) met cluster C persoonlijkheidsstoornissen werden behandeld met aangepaste schematherapie, met wekelijkse sessies gedurende een jaar. Tien deelnemers zijn geïncludeerd. Twee deelnemers vielen uit aan het einde van de behandelingsfase. De behandeling werd voorafgegaan door een baseline fase die willekeurig varieerde van 4 tot 8 weken en een follow-up fase van zes maanden. Om meer informatie te verzamelen over de ervaring en beleving van deze aangepaste therapievorm werd ook een kwalitatief onderzoek uitgevoerd. Door middel van een semigestructureerd interview werd de deelnemers gevraagd naar de ervaringen met aangepaste schematherapie, meer specifiek naar de ervaringen met de interventies gericht op positieve schema’s. Daarnaast zijn ook degenen die zijn uitgevallen uit het onderzoek benaderd met het verzoek om een interview.
De vijf therapeuten die de therapie hebben uitgevoerd hebben deelgenomen aan een focusgroep. Het doel van deze bijeenkomsten was kwalitatieve informatie te verzamelen over hun mening over, en ervaringen met, effectieve en niet-effectieve aspecten van de interventies in deze aangepaste vorm van schematherapie. Deze focusgroepen hebben specifieke aandacht besteed aan ervaringen met positieve schema’s.
Resultaten
De gegevens van alle tien de deelnemers aan dit onderzoek zijn nog niet beschikbaar, maar worden in de komende maanden verzameld en geanalyseerd. Voorlopige resultaten op basis van de gegevens van drie participanten, waarvan er een is uitgevallen, laten zien dat er wisselende effecten werden behaald. Bij één participant daalden de negatieve kernopvattingen in de behandelfase significant ten opzichte van de baselinefase, bij de ander niet. Bij beide deelnemer is er een significant effect zichtbaar in de toename van mate van positieve kernovertuigingen in de behandelfase ten opzichte van de baseline fase. Bij de participant die uiteindelijk is uitgevallen zijn geen significante effecten zichtbaar. Beide deelnemers die de studie voltooiden voldeden aan het eind van de behandeling niet aan de criteria van een persoonlijkheidsstoornis zoals gemeten met de SCID-5-P.
Ook de resultaten van het kwalitatief onderzoek zijn momenteel nog niet beschikbaar, maar zullen voorafgaand aan het symposium op het schematherapie congres beschikbaar zijn en besproken worden.
Referenties en literatuur
van Donzel, L., Ouwens, M.A., van Alphen, S.P.J., Bouwmeester, S, & Videler, A.C. (2021). The effectiveness of adapted schema therapy for cluster C personality disorders in older adults: integrating positive schemas. Contemporary Clinical Trials Communications, 21, 100715.
van Donzel, L., Ouwens, M.A., van Alphen, S.P.J., Bouwmeester, S, & Videler, A.C. (in prep.). The effectiveness of adapted schema therapy for cluster C personality disorders in older adults: integrating positive schemas.
van Donzel, L., Ouwens, M.A., van Alphen, S.P.J., & Videler, A.C. (in prep.). Experiences of patients and therapists in positive schema therapy.
Discussie en conclusie
Dit is de eerste empirische studie waarin positieve schema’s werden geïntegreerd in schematherapie om de effectiviteit van een aangepaste vorm van schematherapie voor ouderen te onderzoeken. Voorlopige resultaten zijn veelbelovend en tonen een significante afname van de medianen van negatieve kernovertuigingen bij één deelnemer, een significante toename van de geloofwaardigheid van positieve kernovertuigingen bij twee deelnemers. De twee deelnemers van wie de gegevens nu bekend zijn voldeden niet langer aan de criteria van een persoonlijkheidsstoornis na behandeling met aangepaste schematherapie. De ervaringen van zowel participanten als behandelaren zullen worden toegelicht en de geleerde lessen die worden meegenomen in vervolgonderzoek, worden gedeeld.
Klinische implicaties
In plaats van het alleen richten op het verminderen van negatieve schema’s voor therapeutische verandering, wordt verondersteld dat het toevoegen van positieve schema’s een aanvullende benadering is. Het integreren van positieve schema’s in schematherapie kan een belangrijke manier zijn om positieve kernovertuigingen van oudere patiënten opnieuw levendig te maken, de therapeutische relatie te versterken, en ook om het starten van technieken voor experiëntiële schematherapie te vergemakkelijken.
Deze studie is met name bij ouderen relevant, omdat onze kennis over de behandeling van persoonlijkheidsstoornissen in deze leeftijdsgroep nog beperkt is. Onderzoek naar de behandeling van persoonlijkheidsstoornissen heeft zich tot nu toe voornamelijk gericht op jongere volwassenen. Gezien de aanzienlijke toename van het aantal ouderen in Westerse en Aziatische populaties, waaronder de groep ouderen met persoonlijkheidsstoornissen, is echter meer onderzoek nodig dat de volledige levensloop bestrijkt. Reguliere schematherapie is ontwikkeld voor jongere volwassenen, dus een aanpassing aan ouderen kan bijdragen aan een betere psychotherapeutische behandeling van persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen. Het onderzoek heeft zich gericht op personen van 60 jaar en ouder, het is echter de verwachting dat de integratie van positieve schema’s als aanvulling op reguliere schematherapie, voor alle leeftijdsgroepen relevant is. Nader onderzoek zou dit kunnen aantonen.