Als je meer wilt bereiken dan alleen een fijnere herinnering… Is imaginaire rescripting all you need?

Julie Krans
Radboud Universiteit & Pro Persona

Kernwoorden

imaginaire rescripting, generalisatie, werkingsmechanismen

Tags doelgroep

Volwassenen

Tags thematiek en problematiek

Transdiagnostisch, Trauma en PTSS

Beknopte samenvatting van het symposium

De imaginaire rescripting (ImRs) die we vanuit de schematherapie kennen is ondertussen ook hard op weg op een zogenaamde ‘stand-alone’ behandeling te worden voor verschillende stoornissen. Wetenschappelijke interesse in ImRs groeit daarmee evenzeer, wat belangrijk is voor de onderbouwing van ImRs als een ‘evidence-based’ behandeling. Naast studies over de effectiviteit van ImRs is het belangrijk om te weten hoe deze mooie techniek precies werkt, zodat we het gebruik ervan kunnen optimaliseren en beter kunnen toespitsen op individuele behoeften van clienten.
In dit symposium staat de vraag centraal in hoeverre effecten van imaginaire rescripting generaliseren. Procedureel gezien richten we ons op een of meerdere specifieke nare herinneringen die we bewerken middels mentale verbeelding. Het is echter niet alleen maar de bedoeling dat deze specifieke herinneringen minder naar worden, maar ook dat er nog meer teweeg wordt gebracht in de client dat ten goede komt aan diens herstel. Welke effecten zou imaginaire rescripting nog meer kunnen hebben, en hoe werkt dat dan precies? Oftewel: is imaginaire rescripting all you need?
Vier sprekers laten hun recente onderzoeksbevindingen zien die allemaal een stukje van de grote puzzel zijn.
De eerste spreker, Arnoud Arntz, vertelt over de werkingsmechanismen van ImRs vergeleken met EMDR.
De tweede spreker, Marleen Rijkeboer, laat zien of ImRs ook effect heeft op herinneringen die op de een of andere manier gerelateerd zijn aan de herinnering die herschreven wordt.
De derde spreker, Mandy Woelk, presenteert resultaten van een studie die generalisatie van angstvermindering vergelijkt tussen ImRs en extinctie.
De vierde spreker, Katharina Meyerbröker, bespreekt of het herschrijven van herinneringen ook effect heeft op toekomstbeelden.
Het symposium is samengesteld en wordt voorgezeten door Julie Krans en is georganiseerd vanuit een internationaal consortium dat zich richt op onderzoek en klinische implementatie van ‘best-practices’ in imaginaire rescripting.

 

Muriel Hagenaars
Universiteit Utrecht

Kernwoorden

imaginaire rescripting, exintinctie, generalisatie, angst

Introductie

Veel mensen maken minimaal één potentieel traumatische gebeurtenis mee in hun leven. Het meemaken van trauma wordt geassocieerd met een hoger risico op psychopathologie, zoals posttraumatische stressstoornis en angststoornissen. Deze stoornissen kunnen effectief behandeld worden met exposuretherapie, maar terugval komt regelmatig voor. Vaak worden traumatische herinneren getriggerd door meerdere stimuli of situaties, welke niet allemaal aangepakt kunnen worden tijdens een behandeling. De effectiviteit van exposuretherapie is dus grotendeels afhankelijk van de generalisatie van angstreductie. Angstconditioneringsstudies hebben laten zien dat de generalisatie van angstreductie beperkt is. Dit betekent dat er andere strategieën nodig zijn om de generalisatie van angstreductie naar andere stimuli en situaties te vergroten. Imaginaire Rescripting (ImRs) is een therapeutische techniek die mogelijk een oplossing biedt. In tegenstelling tot exposuretherapie, is ImRs namelijk niet specifiek gebaseerd op verwachtingsleren (zie Arntz & Weertman, 1999; Woelk et al., 2022). Bij ImRs wordt de afloop van een negatieve herinnering veranderd in een positiever einde door middel van mentale verbeelding. Er wordt gedacht dat ImRs werkt doordat de betekenis van de nare herinnering verandert. In theorie zou dit de generalisatie van angstreductie moeten verbeteren. De huidige studie had als doel om de effecten van ImRs-alleen, extinctiealleen, en een combinatie van ImRs en extinctie te testen op 1) verwachtingsleren, 2) evaluatief leren, en 3) de generalisatie van angstreductie.

Materiaal en methodes

Dit werd gedaan in een angstconditioneringsparadigma met een nare filmclip als US. Participanten leerden de filmclip te associëren met een plaatje. Vervolgens beeldden ImRs participanten een script in met een positief einde, gerelateerd aan de film. Extinctie participanten zagen steeds de plaatjes, zonder de filmclip. Participanten in de combinatiegroep zagen steeds de plaatjes en beeldden het script in.

Resultaten

We vonden bewijs voor evaluatief leren in de groep die zowel ImRs als extinctie kreeg. Beide extinctiegroepen lieten verhoogd verwachtingsleren zien. De generalisatie van angstreductie was niet verhoogd in ImRs.

Discussie en conclusie

De studie is in lijn met eerder onderzoek dat stelt dat ImRs en exposuretherapie verschillende werkingsmechanismen hebben.

Klinische implicaties

Voor de klinische praktijk impliceert dit dat behandeling gepersonaliseerd moet worden op basis van specifieke symptomen: verschillende patiënten zullen baat hebben bij verschillende strategieën.

Referenties en literatuur

Arntz, A., & Weertman, A. (1999). Treatment of childhood memories: Theory and practice. Behaviour Research and Therapy, 37, 715–740.
https://doi.org/10.1016/S0005-7967(98)00173-9
Woelk, M., Krans, J., Raes, F., Vervliet, B., & Hagenaars, M. A. (2022). Imagery rescripting versus extinction: Distinct and combined effects on expectancy and revaluation learning. Clinical Psychological Science, 10, 622–639. https://doi.org/10.1177/21677026211055169

Professor Arnoud Arntz
Universiteit van Amsterdam

Kernwoorden

Imagery Rescripting, EMDR, veranderingsmechanismen, Kindertijd-gerelateerde PTSS

Introductie

ImRs en EMDR zijn twee effectieve behandelingen voor Posttraumatische Stress Stoornis (PTSS). Verondersteld wordt dat bij EMDR door belasting van het werkgeheugen de levendigheid en distress van traumatische herinneringen afnemen. Bij ImRs wordt verondersteld dat door rescripting de kernovertuigingen en distress die verbonden zijn aan deze herinneringen afnemen. In de huidige studie is onderzocht of de veranderingen bij beide behandelingen via deze mechanismen werken. Voor de distress werd exploratief onderzocht of dit sterker was voor EMDR of ImRs.

Materiaal en methodes

De huidige studie is onderdeel van een multicenter trial waarbij patiënten met kindertijdgerelateerde PTSS maximaal 12 sessies EMDR of ImRs aangeboden kregen. Tijdens het Imaginatie Interview beeldden patiënten de meest ernstige gebeurtenis van het index trauma in, en beoordeelden de bijbehorende levendigheid, distress en geloofwaardigheid van de kernovertuiging. De ernst van PTSS werd gemeten aan de hand van de IES-R (zelfrapportage) en CAPS-5 (klinisch interview). Met mixed regression werd getoetst of veranderingen in de veranderingsmechanismen gemeten op meetmoment i voorspellend waren voor een verandering in PTSS-symptomen op meetmoment i+1 (Granger causality). Daarnaast zijn ook de omgekeerde relaties getoetst om vast te stellen wat de richting van deze effecten was.

Resultaten

Uit de resultaten bleek dat de relatie tussen veranderingen in de distress en kernovertuigingen, en de ernst van PTSS-symptomen op het volgende meetmoment sterker waren voor ImRs dan voor EMDR. Voor EMDR werden geen aanwijzingen voor veranderingen in de levendigheid als onderliggend veranderingsmechanisme gevonden.

Discussie en conclusie

De bevindingen suggereren dat tijdens ImRs veranderingen in distress en kernovertuigingen onderliggende werkingsmechanismen zijn. Ondanks dat deze veranderingen geen werkingsmechanismen bij EMDR leken te zijn, waren beide behandelingen ongeveer even effectief. Deze studie is de eerste studie waarin de onderliggende mechanismen van EMDR en ImRs direct met elkaar vergeleken zijn.

Klinische implicaties

Meer inzicht in deze mechanismen is belangrijk om behandelingen te kunnen verbeteren en staat ons wellicht toe om effectieve componenten van behandelingen te combineren of om behandelingen aan te bieden aan de hand van specifieke symptoom profielen.

Referenties en literatuur

Arntz, A., & Weertman, A. (1999). Treatment of childhood memories: theory and practice.
Behaviour Research and Therapy, 37(8), 715–740. https://doi.org/10.1016/S0005-7967(98)00173-9
Boterhoven de Haan, K., Lee, C., Fassbinder, E., Van Es, S., Menninga, S., Meewisse, M., . Arntz, A. (2020). Imagery rescripting and eye movement desensitisation and reprocessing as treatment for adults with post-traumatic stress disorder from childhood trauma: Randomised clinical trial. British Journal of Psychiatry, 217(5), 609-615. doi:10.1192/bjp.2020.158
van den Hout, M. A., & Engelhard, I. M. (2012). How does EMDR work? Journal of Experimental Psychopathology, 3(5). https://doi.org/10.5127/jep.02821

Dr Katharina Meyerbröker
Utrecht Universiteit

Kernwoorden

imaginaire rescripting, sociale angst, toekomstbeelden

Introductie

Negatieve mentale beelden spelen een belangrijke rol bij de instandhouding van sociale angst. Deze beelden weerspiegelen vaak wat sociaal angstigen het meeste vrezen tijdens sociale situaties en kunnen worden beïnvloed door eerdere negatieve ervaringen.
Imagery rescripting is een interventie die zich richt op negatieve herinneringen, waarbij in verbeelding wordt ingegrepen in de herinnering om zo het verloop positiever te maken (Wild & Clark, 2011). Een recente studie toonde aan dat de manier waarop mensen een negatieve herinnering beschrijven positiever is na imagery rescripting (Romano et al., 2020). Het doel van het huidige onderzoek is testen of imagery rescripting gericht op negatieve herinneringen angst voor toekomstige sociale situaties kan verminderen.

Materiaal en methodes

Deelnemers met sociale angst (N = 52) beschreven zo gedetailleerd mogelijk een gevreesde toekomstige sociale situatie en beoordeelden angst, vermijding en andere geassocieerde emoties ten opzichte van deze situatie. De deelnemers werden vervolgens gerandomiseerd toegewezen aan imagery rescripting gericht op een geassocieerde herinnering of aan progressieve relaxatie als controle interventie. Voorafgaand en na afloop van de interventie beoordeelden de deelnemers de emotionele impact van de herinnering. Een dag later beschreven de deelnemers de gevreesde toekomstige situatie weer zo gedetailleerd mogelijk. Ook beoordeelden zij angst, vermijding en andere geassocieerde emoties voor die situatie.

Resultaten

De herinnering werd minder negatief beoordeeld na beide interventies. Ook namen in beide groepen negatieve details af en positieve details toe in de beschrijving van de gevreesde toekomstige situatie. Ook verminderden angst en vermijding voor de ingebeelde toekomstige situatie. De imagery rescripting groep beoordeelde de herinnering en de gevreesde toekomstige situatie positiever en de toekomstige situatie minder negatief, vergeleken met de progressieve relaxatiegroep.

Discussie en conclusie

Deze bevindingen tonen aan dat imagery rescripting leidt tot een minder negatieve beoordeling van herinneringen en geassocieerde gevreesde toekomstige situaties. Progressieve relaxatie was ook effectief op een aantal uitkomstmaten, maar imagery rescripting leidde tot een positievere beoordeling van zowel herinneringen als van toekomstige gevreesde situaties, en tot een minder negatieve beoordeling van toekomstige gevreesde situaties.

Klinische implicaties

Dit impliceert dat imagery rescripting individuen kan helpen om gevreesde situaties aan te gaan, maar deze resultaten moeten nog worden gerepliceerd met een passieve controleconditie.

Referenties en literatuur

Romano, M., Moscovitch, D. A., Huppert, J. D., Reimer, S. G., & Moscovitch, M. (2020). The effects of imagery rescripting on memory outcomes in social anxiety disorder. Journal of Anxiety Disorders, 69, 102169. https://doi.org/10.1016/j.janxdis.2019.102169
Wild, J., & Clark, D. M. (2011). Imagery rescripting of early traumatic memories in social phobia. Cognitive and Behavioral Practice, 18(4), 433–443. https://doi.org/10.1016/j.cbpra.2011.03.002

Professor Marleen Rijkeboer
Universiteit Maastricht

Kernwoorden

imaginaire rescripting, geheugennetwerken, generalisatie, experiment

Introductie

ImRs is een effectieve techniek voor het bewerken van traumatische herinneringen. Deze episodische herinneringen staan niet op zichzelf; zij zijn via bepaalde kenmerken (bv. emotie) in ons geheugen verbonden aan andere herinneringen en vormen zo tezamen een netwerk. Als een herinnering uit dit netwerk wordt geactiveerd, dan worden ook andere gerelateerde herinneringen in een bepaalde mate geactiveerd, afhankelijk van de sterkte van de onderlinge relatie (de ‘spreading activation’ theorie). Maar wat gebeurt er als ImRs bepaalde kenmerken van een herinnering wijzigt? Veranderen dan gerelateerde herinneringen in het netwerk navenant mee? Of verandert alleen de relatie van de bewerkte herinnering tot de andere herinneringen in dat netwerk? Deze vragen zijn in onderhavige experimentele studie nader onderzocht.

Materiaal en methodes

Bij 150 participanten tussen 18-60 jaar met ten minste 2 nare herinneringen aan sociale situaties is een interview (Emotional Memory Network Assessment; Philippe et al., 2009) afgenomen en zijn de target herinnering en tot maximaal 4 gerelateerde herinneringen in kaart gebracht, alsmede van iedere herinnering de volgende kenmerken: de geloofwaardigheid van de daaraan verbonden overtuiging, de emotionaliteit en sterkte van de relatie tot de target herinnering. Hierna zijn participanten gerandomiseerd over 2 condities, te weten een sessie ImRs op de target en een controle sessie (bladeren in een encyclopedie over dieren). Na afloop werden wederom de herinneringen uit het netwerk en hun kenmerken gemeten. Mbv multilevel regressie-analyses zijn de diverse hypotheses onderzocht.

Resultaten

Eerste resultaten laten zien dat ImRs een positief effect heeft op niet alleen de target herinnering, maar ook de gerelateerde herinneringen. Data-analyse is echter nog niet voltooid en definitieve resultaten zullen tijdens het congres worden gepresenteerd.

Discussie en conclusie

Deze studie geeft meer zicht op één van de werkingsmechanismen van ImRs.

Klinische implicaties

Hoewel replicatie in een klinische steekproef gewenst is, worden -zij het met enige voorzichtigheid- de mogelijke implicaties voor de praktijk besproken.

Referenties en literatuur

Philippe, F. L., Lecours, S., & Beaulieu‐Pelletier, G. (2009). Resilience and positive motions: Examining the role of emotional memories. Journal of Personality, 77(1),
139-176. https://dx.doi.org/10.1111/j.1467-6494.2008.00541.x