Schematherapie in beweging – nieuwe perspectieven en toepassingen voor de praktijk

Samenvatting

Schematherapie wordt in toenemende mate onderbouwd door onderzoek en gewaardeerd door zowel cliënten als therapeuten. Tegelijkertijd vraagt de dagelijkse praktijk om maatwerk: cliënten verschillen in achtergrond, klachtenbeeld en behandelgeschiedenis, en er zijn meerdere evidence-based behandelopties beschikbaar. In dit veelzijdige symposium worden drie recente onderzoeken gepresenteerd die nieuwe inzichten bieden in de toepassing van schematherapie in diverse contexten.

De eerste lezing richt zich op de intergenerationele dynamiek van schema’s: Hoe hangen schema’s van ouders samen met depressieve symptomen en de schema’s van hun adolescente of jongvolwassen kinderen? De tweede presentatie gaat in op groepsschematherapie bij migranten, waarbij zowel de effectiviteit als de cultuurspecifieke uitdagingen en aanpassingen worden besproken. Tot slot wordt stilgestaan bij de indicatiestelling voor persoonlijkheidsgerichte behandelingen: wanneer kies je voor schematherapie, MBT, DGT of TFP/psychoanalytische psychotherapie? En wat zijn hierin belangrijke overwegingen en valkuilen?

Met dit symposium beogen we niet alleen actuele onderzoeksresultaten te delen, maar ook praktische handvatten te bieden voor behandelaren die hun indicatieproces en behandelaanpak verder willen verfijnen.

 

Rob Coolen
GGZ Oost Brabant

Kernwoorden

intergenerationele transfer, schema’s, depressie, adolescenten

Tags doelgroep

Kinderen en adolescenten, Gezinnen en relaties

Tags thematiek en problematiek

Persoonlijkheidsstoornissen, Stemmingsstoornissen

Introductie

Hoewel er effectieve eerste keus behandelingen zijn voor depressie bij adolescenten, profiteert een grote groep cliënten nog niet (Cuijpers et al.,  2023). Schematherapie zou een waardevol alternatief kunnen zijn (Carter et al., 2013; Chaudron et al., 2022). Disfunctionele schema’s hebben invloed op sociale interactie. Schema’s van ouders hebben daarom invloed op de relatie met hun kinderen. Falen we dan als we schema’s van ouders niet meenemen in de behandeling? Mogelijk, maar we weten er nog te weinig van. Daarom deden we onderzoek.

Materiaal en methodes

De samenhang tussen schema’s uit het domein ‘Onverbondenheid en Afwijzing’ van 51 ouders en depressieve symptomen en schema’s uit hetzelfde domein bij hun kinderen (16-25 jaar) werd onderzocht middels mediatie-analyses.

Resultaten

‘Wantrouwen / Misbruik’ in moeders hangt significant samen met meer depressieve symptomen bij hun kinderen. Er waren significante verbanden tussen schema’s van ouders en die van hun kinderen (5 voor moeders en 6 voor vaders). Vooral de schema’s ‘Wantrouwen / Misbruik’ en ‘Sociaal isolement / Vervreemding’ bij ouders waren gerelateerd aan diverse schema’s bij hun kinderen. Alle schema’s bij de kinderen hingen significant samen met depressieve klachten. Deze schema’s bleken ook een mediërend effect te hebben op de relatie tussen schema’s bij ouders en depressieve klachten bij hun kinderen.

Discussie en conclusie

Er zijn aanwijzingen voor een samenhang tussen disfunctionele schema’s van ouders en die van hun kinderen. Disfunctionele schema’s van adolescenten en jongvolwassenen hangen samen met depressie. In het intergenerationele patroon tussen schema’s van ouders en die van hun kinderen, lijken ACEs (Adverse Childhood Experiences) een rol te spelen. De mate waarin ouders kunnen mentaliseren en de manier waarop hun kinderen zich deze ACEs herinneren zouden belangrijk kunnen zijn.

Klinische implicaties

Onze resultaten maken het aannemelijk dat het belangrijk is om informatie over disfunctionele schema’s bij depressieve adolescenten en jongvolwassenen mee te nemen bij het opstellen van een casusconceptualisatie. Mogelijk is een depressiebehandeling bij deze doelgroep effectiever als schema’s geadresseerd worden. Verder roepen de resultaten de vraag op of behandeling niet effectiever zou worden door ouders te betrekken.

Tenslotte onderstrepen de resultaten het belang om naar het welzijn van de kinderen te informeren bij behandeling van volwassenen met disfunctionele schema’s.

Referenties en literatuur

Carter, J. D., McIntosh, V. V., Jordan, J., Porter, R. J., Frampton, C. M., & Joyce, P. R. (2013). Psychotherapy for depression: A randomized clinical trial comparing schema therapy and cognitive behavior therapy. Journal of Affective Disorders, 151(2). https://doi.org/10.1016/j.jad.2013.06.034

Chaudron, S., Wijnhoven, L., Stikkelbroek, Y., Rasing, S., Vermulst, A., & Creemers, D. (2022). Groepsschematherapie voor adolescenten met een persisterende depressieve stoornis; een longitudinale studie. Tijdschrift voor Psychotherapie, 48(5), 362–383.

Cuijpers, P., Karyotaki, E., Ciharova, M., Miguel, C., Noma, H., Stikkelbroek, Y., Weisz, J. R., & Furukawa, T. A. (2023). The effects of psychological treatments of depression in children and adolescents on response, reliable change, and deterioration: a systematic review and metaanalysis. European Child & Adolescent Psychiatry, 32(1), 177–192. https://doi.org/10.1007/s00787-021-01884-6

Linda Verhaak
ARQ Centrum45

Kernwoorden

Groepsschematherapie vluchtelingen asielzoekers falen veeleisend

Tags doelgroep

Volwassenen

Tags thematiek en problematiek

Persoonlijkheidsstoornissen, Transdiagnostisch, Trauma en PTSS, Diversiteit

Introductie

In deze korte lezing willen we ingaan op het therapeutische vallen en opstaan bij het toepassen van een Westers model op mensen met diverse niet Westerse culturele achtergronden. Er zullen voorbeelden van aanpassingen worden gegeven en hoe belangrijk het is dat wij als behandelaren ook durven te falen.
Het is opvallend hoe onze patiënten uit de asielzoekers en vluchtelingen doelgroep die last hebben van een combinatie van behandelresistente traumaklachten en vroegkinderlijk trauma, zichzelf juist weinig ruimte geven om te falen. Zij hebben geleerd dat ze alles altijd goed moeten doen. We weten dat schematherapie werkzaam is bij westerse patiënten met persoonlijkheidsproblematiek en andere stoornissen, zo is uit een groeiend aantal studies naar voren gekomen (Jacob & Arntz, 2013; Sempertegui et al., 2013). Naar de werking van schematherapie bij patiënten met een niet-westerse achtergrond is nog weinig onderzoek gedaan. Naar groepsschematherapie bij deze doelgroep is voor zover wij weten geen enkele studie verschenen, met uitzondering van een case report (Verhaak & Ter Heiden, 2024). Voldoet deze vorm van therapie aan de behoeften van deze doelgroep? Wat werkt, en wat werkt niet? Is het goed om groepsinterventies aan te passen, uit te proberen, en mogelijk te falen? In een studie gesubsidieerd door Vereniging voor Schematherapie naar schematherapiegroep (Farrel and Shaw, 1994, 2012) bij ARQ Centrum’45 is middels interviews ingegaan op de haalbaarheid, aanvaardbaarheid en werkzaamheid van de schemagroep bij migranten met behandelresistente PTSS. Een paar voorbeeld quotes over falen uit deze studie: ‘ The critical parent is common in my culture, they criticize you more. I am used to it. I always criticize myself. I’m not enough, I’m not good enough, you are a bad child.’ En:‘ Group therapy remind me I’m enough. I’m good person. (..) And give me the mode and trust about myself. And don’t be scared about trying.’

Materiaal en methodes

Kwalitatieve studie middels interviews, in combinatie met enkele kwantitatieve maten.

Resultaten

De eerste resultaten uit de multi methods feasability study zijn positief. De publicatie wordt op korte termijn ingediend.

Discussie en conclusie

Deze staat deels in de 300 woorden bovenstaand en zal specifieker uitgewerkt worden in de lezing.

Klinische implicaties

Zie hierboven

Referenties en literatuur

Arntz, A., & Jacob, G. (2013). Schema therapy in practice: An introductory guide to the schema mode approach. John Wiley & Sons Inc. Farrell, J. M., & Shaw, I. A. (2012). Group schema therapy for borderline personality disorder: A stepby-step treatment manual with patient workbook.Wiley Blackwell.https://doi.org/10.1002/9781119943167

Verhaak, L., & Ter Heide, J. J. (2024). Group schema therapy for refugees with treatment‐resistant PTSD and personality pathology. Case Reports in Psychiatry, 2024(1). https://doi.org/10.1155/2024/8552659

Sempértegui, G. A., Karreman, A., Arntz, A., & Bekker, M. H. (2013). Schema therapy for borderline personality disorder: a comprehensive review of its empirical foundations, effectiveness and implementation possibilities. Clinical psychology review, 33(3), 426–447. https://doi.org/10.1016/j.cpr.2012.11.006

MSc Ido van der Krieke
BuurtzorgT/VNN

Kernwoorden

Indicatiestelling, psychotherapie, therapie-bias, kwalitatief onderzoek

Tags doelgroep

Volwassenen

Tags thematiek en problematiek

Persoonlijkheidsstoornissen

Introductie

Er zijn meerdere evidence-basedpsychotherapieën (zoals schematherapie; SFT) voor mensen met persoonlijkheidsproblematiek, maar er zijn geen evidence-based richtlijnen voor de indicatiestelling: welke cliënt krijgt welk type therapie en waarom? Niettemin worden er in de klinische praktijk elke dag indicatiestellingen gedaan. Ons doel is om deze praktijk te onderzoeken en te expliciteren.

Materiaal en methodes

We hebben 13 diepte-interviews afgenomen bij psychotherapeuten/klinisch psychologen die werken met mensen met persoonlijkheidsproblematiek vanuit alle vier de evidence-based psychotherapieen (Schematherapie, MBT, DGT e TFP/psychoanalytische psychotherapie) in verschillende settingen en locaties in Nederland. Binnen een fenomenologische benadering volgens de Reflective Lifeworld Approach(RLA) onderzochten we zowel de vraag hoe therapeuten beslissen welk type psychotherapie ze selecteren als hoe ze dit beslissingsproces ervaren.

Resultaten

Vijf thema’s komen naar voren in het poces van de indicatiestelling: (1) ‘Psychotherapie voor iedereen’: het streven van therapeuten om psychotherapie aan te bieden aan alle cliënten, (2) ‘Gebrek aan (wetenschappelijke) houvast’: het proces van indicatiestelling dat veelal als ondoorzichtig wordt ervaren, (3) ‘Heuristieken en persoonlijke invulling’: therapeuten gebruiken een breed scala aan (persoonlijke) heuristieken om het proces van indicatiestelling te begeleiden, (4) ‘Dodo- effect versus Eigen voorkeur’: het omgaan met de relatie tussen de gelijke geschiktheid van verschillende soorten psychotherapie enerzijds en de voorkeur/bias van therapeuten voor hun eigen soort psychotherapie anderzijds en (5) ‘Matching en Shared decision making’: over het belang van samenwerken met de cliënt tijdens de indicatiestelling als onmisbare factor.

Discussie en conclusie

Indicatiestelling wordt ervaren als een ondoorzichtig, multifactorieel proces dat vanuit wetenschappelijk onderzoek geen concreet stappenplan kent. Dit leidt ertoe dat therapeuten (en instellingen) hun eigen heuristieken gebruiken om de indicatiestelling te structureren. Deze heuristieken variëren sterk en worden beïnvloed door instellingsspecifieke en pragmatische factoren. Therapeuten lijken een voorkeur/ biaste hebben voor het type psychotherapie waar ze zelf mee werken, boven andere soorten psychotherapie. Therapeuten pleiten voor een focus op gedeelde besluitvorming en ‘het stellen van de juiste vragen’ om het proces van indicatiesteling verder te begeleiden.

Klinische implicaties
  1. therapeuten mogen streven naar het creëren van een dusdanige structuur/stabiliteit dat psychotherapie voor iedere cliënt mogelijk is – ook voor de ‘kwetsbare cliënt’
  2. Het is voor therapeuten goed zich bewust te zijn van een soort Orwelliaanse voorkeur voor het eigen type psychotherapie – “All therapies are equal, but mine is more equal than others”.Door het bewustzijn van deze bias blijft er een open gesprek met de cliënt mogelijk over de verschillende soorten psychotherapie waaruit gekozen kan worden
  3. De geschiktheid van een type therapie is afhankelijk van vorm, setting en matchtussen client, therapeut en therapievorm en minder van het type psychotherapie op zich
Referenties en literatuur

Van Manen, J.(2016). Treatment selection in personality disorders [Dissertation]. Erasmus MC.

Claassen, A., Bartak, A., & Ingenhoven, T. (2023). Indicatiestelling voor (dag)klinischepsychotherapie bij persoonlijkheidsstoornissen. PsyXpert, 1(1), 12-19. Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling in de GGZ. (2022). Multidisciplinaire richtlijn persoonlijkheidsstoornissen. Trimbos-instituut.
https://richtlijnendatabase.nl/richtlijn/persoonlijkheidsstoornissen/startpagina_-_persoonlijkheidsstoornissen.html